Verhaaltjes Uit Mijn Jeugd
daar ga ik dan, hand in hand met de zuster. Nog even schuchter achterom kijkend naar die twee mensen die alle moeite doen om normaal te kijken, maar beiden met een brok in de keel. Ik word uitgekleed en in een ledikant gelegd. Enige tijd later komt dezelfde zuster me halen. Een deur gaat open en daar staat een meneer in een grote witte jas. Hij houdt een zwarte slurf in zijn hand. “Zo” zegt hij, “nu gaan we olifantje spelen”. Hij plaatst de slurf op mijn mond en zegt “Nu ben jij de olifant, probeer maar eens diep te zuchten door deze mooie slurf”. De slurf smaakt vies. Plotseling krijg ik slaap. Toen was er niets meer.

Ik word wakker in hetzelfde ledikant. Met erge pijn in mijn keel. De woorden van Pa en Ma klinken na in mijn hoofd. “Als we je morgen komen halen heb je geen last meer van je keelpijn”. Ik voel me bedrogen! De zuster probeert te troosten met een met gas gevulde ballon aan een touwtje. Ik denk ‘ze hebben me bedrogen, en nu proberen ze weer in de gunst te komen met een ballon’. Ik smijt de ballon onder het ledikant. De zuster kijkt verbaast, pakt de ballon en bind hem vast aan een stijl van het ledikant. Ik moet custard met bessensap eten, en limonade drinken. Alles doet even zeer. De zuster zegt “Ga nu maar slapen, vanmiddag komt papa je halen”. Verdrietig ga ik liggen en slaap in.

Het is middag. Pa staat in de ziekenhuisgang te wachten. De zuster kleed mij aan. Ik mag naar huis! De zuster maakt de ballon van het bed los. “Hier” zegt ze, “die mag je mee naar huis nemen”. Verontwaardigd kijk ik haar aan. “Ik wil hem niet!” roep ik. Mijn pyjama wordt in het koffertje gedaan. De zuster probeert me nogmaals over te halen, zonder succes. “Ha jongen”, zegt Pa. Ik hol naar hem toe. Tranen! We gaan in de auto van een meneer die ik niet ken naar huis. Thuis word ik weer in bed gelegd. Ma heeft het bed in de huiskamer gezet. “Dan ben je niet zo alleen” zegt ze. Als ik goed en wel onder de dekens lig krijg ik een cadeautje. Nieuwsgierig pak ik het aan. Dan bedenk ik plotseling hoe ik bedrogen werd. Ik smijt het pakje door de kamer, en begin te huilen. “Wat is dat nu?” vraagt Ma, “hier, pak het toch eens uit”. Het blijkt een prachtige hijskraan te zijn, met een bak die echt open en dicht kan. Plotseling is het leed geleden. Tevreden spelend met de nieuwe aanwinst denk ik terug aan het ziekenhuis. Had ik nu toch die ballon maar meegenomen.
Bladzijde 4