Totdat hij even weg moest. Hij was amper de deur uit of alle jongens stormden van hun stoelen naar de raamkant van het lokaal. Luidkeels begonnen we te joelen en op de ruiten te tikken. De wichten stonden met hoogrode kleurtjes naar ons te giechelen. Saartje stormde van het gazon naar binnen. De lokaaldeur vloog open, en iedereen rende naar zijn plaats. Behalve Arie. Uitdagend bleef ik bij het raam staan. Bijna hysterisch riep ze me toe “Wat is daar de zien?” “Nu dat is nogal logisch” antwoorde ik, “de meisjes natuurlijk”. Ze gebood me direkt op mijn plaats te gaan zitten, hetgeen ik onder toejuichingen van de andere jongens weigerde. Saartje liep rood aan. Uiteindelijk moest ik natuurlijk toch gehoorzamen. Op dat moment kwam Van Dalfsen op het tumult af. “Wat is hier aan de hand?” riep hij. Saartje vertelde het verhaal in geuren en kleuren. Om haar niet af te vallen gaf Van Dalfsen mij strafwerk. Volgens mij vond hij het gebeurde zo erg nog niet.