Verhaaltjes Uit Mijn Jeugd
Uiteindelijk kwam ik op een idee. Femia rookt, hetzij stiekem, een merk sigaret met een met bloemetjes bedrukt mondstuk. Vanmorgen heb ik op weg naar school een pakje van deze sigaretten gekocht. Straks, in de pauze, zal ik het haar vlug geven. Eindelijk is het zover. De schoolbel rinkelt. We mogen naar buiten. Ik wacht totdat ik Femia vanuit het aangrenzende lokaal naar buiten zie gaan. Ik loop haar vlug achterna. “Gefeliciteerd met je verjaardag” zeg ik. “Ik heb iets voor je”. Dan geef ik haar het pakje. Aarzelend pakt ze het aan, en zegt dan met een kleur “Stom jong, doe niet zo gek” en gooit het pakje voor mijn voeten op de grond. Enigszins beledigd, en teleurgesteld, loop ik van haar weg. Terwijl ik over mijn schouder achterom kijk zie ik dat ze het pakje toch maar opraapt. Pas als de schooldag voorbij is, en we naar de fietsenstalling lopen, komt ze me tegemoet en zegt “Hier heb je de sigaretten terug, ik kan ze niet mee naar huis nemen daar mijn ouders niet mogen weten dat ik rook”. Wat verbouwereerd pak ik het problematische cadeautje aan. Ongeveer de helft van de sigaretten is eruit. Op weg naar huis deel ik de rest van het pakje uit aan mijn vrienden.

Het eerste schooljaar is voorbij. Ik ben met goede cijfers overgegaan. De meest opvallende verbetering is wel het cijfer voor rekenen. Dat is van een mager zesje vooruit gegaan naar een acht. Dit komt waarschijnlijk door de goede begeleiding die ik krijg van Van Dalfsen. Het ‘vak’ dat me het best ligt is typen. Eenmaal in de week komt een leraar van een machineschriftinstituut met zijn auto vol schrijfmachines naar onze school. Zogauw de auto voor komt rijden lopen we allemaal naar buiten, en nemen ieder een machine uit de auto. Toen na enkele weken lessen gehad te hebben bleek dat ik er nogal aanleg voor had zei Van Dalfsen me tijdens een les in handenarbeid “Arie ga jij maar oefenen in het typen, want een timmerman zul je toch nooit worden”. Ook als we tekenles kregen bood hij me vaak aan in een aangrenzend lokaal verder te oefenen. Eén van mijn klasgenoten, Pieter de Boer genaamd, was nogal vaak ziek. Daardoor miste hij nogal eens een typeles. Op een keer kwam zijn vader die kunsthandelaar was naar school aan Van Dalfsen vragen of één van de leerlingen zijn zoon thuis bijles wilde geven. Ik voelde me zeer vereerd dat Van Dalfsen daarbij aan mij dacht. En zo gebeurde het dat ik na schooltijd Pieter vaak bijles gaf. Na tien maanden moesten we examen doen in Utrecht. Ik was er bijzonder trots op dat ik daarbij de hoogste cijfers van onze school wist te behalen. Ook  Pieter de Boer slaagde.
De jongens uit de 1e klas LEAO
Bladzijde 12